Bij het doorspitten van overlijdens- en begraafregisters vind je meestal geen informatie over de omstandigheden waaronder iemand overleed. Dat geldt eveneens voor het rooms-katholieke overlijdensregister van Hilversum uit de periode 1687-1708. Toch zijn daarin ook enkele beschrijvingen opgenomen die wat dieper ingaan op het overlijden van de betreffende persoon. Het gaat daarbij om situaties waarbij iemand plotseling overleed, of onder bijzondere omstandigheden. In deze bijdrage wordt aandacht geschonken aan twee van die beschrijvingen.
Een ‘schrickelijck misdaat’
De eerste beschrijving heeft betrekking op Jacob Dierten, een ‘geestelijk jongman‘. Dat laatste betekent dat hij een aan God gewijd leven wilde leiden. Op 13 november 1698 werd Jacob ‘deerlijck vermoort’ aangetroffen in zijn huis. Zijn keel was doorgesneden met 4 à 5 sneeën.
De vermoedelijke dader was een vreemdeling, aan wie Jacob Dierten uit barmhartigheid enkele dagen onderdak had verleend. Na ontdekking van het levenloze lichaam bleek deze vreemdeling met de noorderzon te zijn vertrokken.
Dat hij zo’n ‘schrickelijck misdaat’ kon begaan tegen de persoon die hem uit mededogen kost en inwoning had verstrekt, was onvoorstelbaar. Er werd echter troost geput uit het feit dat Jacob Dierten altijd een godvrezend man was geweest, met veel compassie voor de minder bedeelden in zijn omgeving. Daardoor wist men zeker ‘dat zijn ziel d’eeuwige rust gekregen heeft.’
‘Schierlijck’ gestorven
In de tweede beschrijving staat chirurgijn Philippus Clement centraal. Hij trouwde in 1675 met Johanna Maria Wellekens. Uit de ondertrouwinschrijving blijkt dat beide echtelieden op dat moment in Amsterdam woonden, maar dat hun wieg ergens anders had gestaan. Philippus was namelijk afkomstig uit het Duitse Engen, terwijl Johanna Maria vanuit het Vlaamse Aalst naar Amsterdam was getrokken. Zij verhuisden kort na hun huwelijk naar Hilversum, waar tussen 1676 en 1691 meerdere kinderen werden gedoopt.
Toen Philippus Clement op 15 september 1699 om twee uur ’s middags vanuit Laren naar Hilversum wandelde, viel hij plotsklaps achterover. De oorzaak is onbekend, maar Philippus vertoonde meteen daarna geen enkel teken van leven meer. Dat hij zo ‘schier-lijck’ (plotseling) gestorven was, terwijl hij kort daarvoor nog onbekommerd wandelde en praatte, maakte zoveel indruk dat het in het overlijdensregister is opgenomen.
Bronnen: FamilySearch en Stadsarchief Amsterdam.