Tag archieven: paus Adrianus VI

De kamerling van paus Adrianus VI

De in Utrecht geboren Adriaan Florisz Boeyens (1459-1523) werd in 1522 tot paus verkozen. Als Adrianus VI stond hij slechts een jaar aan het hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk. Omdat zijn verkiezing 500 jaar geleden plaatsvond, wordt er in het Adrianusjaar 2022-2023 extra aandacht geschonken aan deze Utrechtse paus.

Portret van paus Adrianus VI door Jan van Scorel (coll. Centraal Museum Utrecht).

Bijna 100 jaar na zijn overlijden duikt de naam van Adrianus VI ineens op in het rechterlijk archief van Heemstede. Dat hield verband met een weddenschap tussen Willem Albertsz en Joris Woutersz, die respectievelijk als bleker en hovenier werkzaam waren.

Herbergpraat

Begin januari 1612 verpoosden beide heren enige tijd in herberg ‘Wittensburg’ te Heemstede, alwaar zij met elkaar aan de praat raakten. Op een zeker moment beweerde Willem Albertsz dat zijn niet met naam genoemde ‘bestevader’ (grootvader) kamerling was geweest van paus Adrianus VI. Na het overlijden van de paus ontstond er ‘eenichge commotie ende oproer’ waardoor de grootvader van Willem gedwongen was om Rome te ontvluchten. Onderweg moest hij zijn paard opnieuw laten beslaan door een hoefsmid, maar daarna wist hij zonder problemen Den Bosch te bereiken. Daar werd hij om niet nader gespecificeerde redenen korte tijd gevangen gehouden en weer vrijgelaten.

Weddenschap

Toen Joris Woutersz zijn verhaal maar niet wilde geloven, besloot Willem Albertsz om een weddenschap met hem aan te gaan. Als Joris hem een daalder gaf, zou Willem aan Joris tien daalders uitbetalen wanneer mocht blijken dat hij zijn verhaal verzonnen had.

Rechtszaak

Willem Albertsz beschikte volgens eigen zeggen over een schriftelijke verklaring van de magistraat van Den Bosch. Toch heeft hij die niet aan Joris Woutersz laten zien. Laatstgenoemde spande daarom een proces aan, waarbij hij eiste dat Willem de betreffende ‘certificatie’ alsnog zou overleggen. Deed hij dat niet, dan moest hij worden veroordeeld tot betaling van de tien daalders.
De schout en schepenen van Heemstede gingen daar uiteindelijk niet in mee. Zij veroordeelden Willem Albertsz op 26 februari 1612 tot terugbetaling van de daalder die Joris Woutersz hem had gegeven. Deze rechterlijke uitspraak kende een Bourgondisch tintje. Onder de handtekeningen van de betrokken schepenen treffen we namelijk ook die van Cornelis Cornelisz van Bourgondiën aan.

Handtekening van Cornelis Cornelisz van Bourgondiën (coll. Noord-Hollands-Archief).

Bron: Noord-Hollands Archief.